De 'levensloop' van CIVOM
Pps-activiteiten
Het verhaal van de ontwikkeling van de Rotterdamse bruggenbouwer in de mobiliteitsbranche, met zowel successen als flinke valkuilen waar we samen écht van kunnen leren.
Met dank voor de openheid van het Centrum voor Innovatief Vakmanschap voor Onderhoud in Mobiliteit (CIVOM).
Vernieuwing van mobiliteitsonderwijs. Door een goede aansluiting op de wensen en ontwikkelingen in het bedrijfsleven. Een wens die al jaren leefde bij de twee Rotterdamse mbo-onderwijsinstellingen Zadkine en Albeda. Leerlingen hebben zo meer kans op werk en bedrijven worden voorzien van goed gekwalificeerde werknemers. Met de nodige positieve gevolgen voor de Nederlandse economie en maatschappij natuurlijk. Het onderwijs en het bedrijfsleven dichterbij elkaar brengen dus. Dat was de wens. Door onvoldoende tijd en middelen bleef het hierbij. Tot begin 2011.
De start van CIVOM
Begin 2011 honoreerde het Platform Bètatechniek het plan voor het Centrum voor Innovatief Vakmanschap voor Onderhoud in Mobiliteit (CIVOM) van Zadkine, Albeda en een aantal partners. De commissie Hermans had eerder in het Sectorinvesteringsplan mbo 2011-2016 het advies gegeven Centra voor Innovatief Vakmanschap (CIV) op te zetten om de Nederlandse kenniseconomie te stimuleren. De ministeries van OCW en EZ maakten budget vrij om het plan uit te kunnen voeren. Het Platform Bètatechniek nam de coördinatie en ondersteuning op zich. Het bracht een call voor proposals uit, selecteerde voorstellen, keerde de stimuleringsbijdragen uit en ondersteunde de CIV’s met advies en een community om kennis en ervaringen te delen.
Het Centrum voor Innovatief Vakmanschap voor onderhoud in Mobiliteit (CIVOM) ging als één van de eerste vier pilot CIV’s van start. Het plan was om mobiliteitsonderwijs in de regio Rotterdam te organiseren. Want het bestaande mobiliteitsopleidingen-aanbod van Zadkine en Albeda overlapte elkaar en dit maakte de scholen elkaars concurrenten. Niet effectief en niet bevorderlijk voor innovatie van onderwijs in de regio. Daarom wilde CIVOM de organisatie van mobiliteitsopleidingen bij Zadkine en Albeda weghalen en vanuit één CIVOM het mobiliteitsonderwijs stroomlijnen, innoveren én aanbieden.
De beginjaren
Met groot enthousiasme zocht CIVOM bedrijven die deel wilden nemen. Mooie namen en belangrijke spelers in de markt, zoals DAF, Scania, Volvo Truck Center, RET en HTM en zeiden ‘ja’. Ook kenniscentra als Innovam en Kenteq sloten zich aan. Een goed begin. Maar echt concrete stappen en activiteiten ter verbetering van het mobiliteitsonderwijs bleven in de beginjaren van CIVOM vervolgens helaas uit.
In de eerste twee jaar is er binnen CIVOM vooral veel gediscussieerd. Bijvoorbeeld over de juridische structuur. CIVOM begon als coöperatieve vereniging met een directie vanuit Zadkine en Albeda en een bestuur met leden vanuit het bedrijfsleven, de mbo’s, een hbo-instelling en de kenniscentra. Deze organisatievorm werd gekozen bij het opstellen van het businessplan voor de stimuleringsbijdrage. Maar al snel plaatsten de deelnemende bedrijven en de scholen hier vraagtekens bij. Want, moeten de bedrijven onderwijs organiseren? Zadkine en Albeda vonden dat onderwijs bij de scholen hoorde en de deelnemende bedrijven vonden dat zij inderdaad niet van onderwijs waren, maar van ondernemen. En CIVOM benaderde bedrijven soms ook met enige arrogantie, als met de wijsheid in pacht. Dit wekte irritatie.
Ook leek de inhoud van CIVOM te moeten volgen op de vorm. Maar zou juist niet de inhoud de vorm moeten bepalen? Wat ging CIVOM nou precies doen? Wie zou hier welke bijdrage aan kunnen leveren? En hoe zou CIVOM geld kunnen verdienen? Want, een voorwaarde voor de stimuleringsbijdrage was een minimale cofinanciering van 50%. Met alle discussies was het lastig om de onderliggende ledenovereenkomsten af te sluiten en echt van start te gaan. Bestuursreglementen werden steeds weer herschreven en opnieuw bediscussieerd. De deelnemende bedrijven raakten al dat gepraat beu. Die wilden vooral doén.
De discussies werden nog eens op scherp gezet door de economische recessie waar Nederland inmiddels in was beland. Bedrijven hadden het moeilijk en moesten zich focussen op de business om te overleven. Er was weinig ruimte voor leer- en stageplaatsen voor leerlingen, opleiding van bestaand personeel en investeringen. De verkoop van opleidingen en cursussen aan het bedrijfsleven, wat de belangrijkste inkomstenbron voor CIVOM zou moeten worden, liep fors achter op doelstelling. CIVOM moest hierdoor haar begroting keer op keer aanpassen. En ondertussen zagen de scholen het aantal leerlingen teruglopen. Bedrijven konden immers weinig leer- en stageplekken bieden, waardoor de contracten voor BBL-studenten achterbleven.
Wat begon als een enthousiast initiatief dreigde te gaan verzanden en stranden. En dit was het laatste wat Zadkine en Albeda wilden. Want, het doel was helder en nog steeds uiterst belangrijk: innovatie van mobiliteitsonderwijs, aansluiting op de praktijk en meer mbo-mobiliteitsstudenten op topniveau. Met ondersteuning van een onafhankelijke derde partij en met het Platform Bètatechniek als klankbord ging het bestuur van CIVOM met elkaar in gesprek. Dit leidde tot hernieuwde energie en tot een herformulering van de positie, activiteiten en verdienmodellen in 2013.
CIVOM 2.0
Het nieuwe CIVOM, ‘CIVOM 2.0’, ging fungeren als platform om scholen en bedrijfsleven bij elkaar te brengen in de regio Rijnmond/Haaglanden. Een plek waar partijen elkaar kunnen ontmoeten en de vraag naar kennis en het opleidingsaanbod afstemmen. CIVOM ging dus niet onderwijs organiseren en aanbieden, zoals het initiële plan was, maar faciliteren. CIVOM als verbinder van bedrijfsleven en onderwijs, in plaats van organisator. En als aanjager van vakmanschap en innovatie in mobiliteitstechniek door structurele samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs te faciliteren. De partners - scholen en onderwijs - zouden het uiteindelijk moeten realiseren.
Een belangrijke rol binnen het nieuwe CIVOM was dus weggelegd voor de scholen én de bedrijven. Voor zeven deelsectoren binnen mobiliteit richtte CIVOM programmaraden op. Voor Bedrijfswagens, Personenwagens, Rail, Mobiele Werktuigen, Carrosserie, Verbrandingsmotoren en Tweewielers. De programmaraden bestonden uit vertegenwoordigers van deelnemende bedrijven. En ook aan het roer van elke raad stond een medewerker van een deelnemend bedrijf. CIVOM stimuleerde en faciliteerde. Bijvoorbeeld door vergaderingen te beleggen, de stukken voor te bereiden en de verslaglegging te verzorgen. En door de verbinding met het onderwijs te maken. Maar zonder inzet van bedrijven dus geen succes. En dát bedrijven zich hebben ingezet, bewijzen een aantal mooie resultaten.
De successen
Zo heeft de programmaraad Rail, waar onder andere HTM, RET, Shunter en Stork zitting in hebben, samen met CIVOM een gespecialiseerde Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL)-opleiding op niveau 3 ontwikkeld. Met deze opleiding voorziet de school de railbedrijven van goed opgeleid personeel. En de leerlingen hebben een grote kans op werk. Het onderdeel tram- en metro-onderhoud in deze opleiding wordt zo gewaardeerd, dat ook het GVB in Amsterdam wil gaan deelnemen. Hiervoor is het wel een vereiste dat er één of meerdere scholen in Amsterdam meedoen. CIVOM neemt de coördinatie op zich. Een mooi succes, dat in de toekomst mogelijk ook buiten de regio z’n vruchten zal afwerpen.
Binnen dezelfde programmaraad (Rail) is er tevens een bedrijfsopleiding voor NedTrain ontwikkeld. Vanwege een nieuw type trein had NedTrain behoefte aan bijscholing van medewerkers. Samen met NedTrain en het onderwijs heeft CIVOM een effectieve en doelmatige onderwijsmodule Besturingstechniek voor het nieuwe type trein ontwikkeld. De kracht van CIVOM lag hierbij in het snel en goed schakelen tussen de bedrijfsbehoefte en onderwijsontwikkeling. In sneltreinvaart werd bestaande lesstof ‘NedTrainproof’ gemaakt en aangevuld. De kennis van NedTrain-medewerkers blijft zo up-to-date.
Andere bij-/nascholing voor medewerkers en studenten organiseerde CIVOM zelf, in de vorm van themabijeenkomsten, bijvoorbeeld over remsystemen of dieselmotoren. En niet alleen voor medewerkers van bedrijven en (oud-)studenten is er na-, bij- of omscholing tot stand gekomen. Ook heeft CIVOM samen met bedrijven en de scholen leertrajecten voor docenten opgezet. Gefaseerd zijn alle docenten van mobiliteitsopleidingen op stage geweest. Via haar netwerk heeft CIVOM deze stages gefaciliteerd. De impact is groot. De docenten herkennen de vernieuwing in het werkveld en kunnen het onderwijs zo beter laten aansluiten op de praktijk.
Een andere mooi resultaat zijn de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL)-opleidingen niveau 2, die zijn opgezet via de programmaraden Bedrijfswagens, Mobiele Werktuigen, Verbrandingsmotoren en Carrosserie. Bij deze ‘brede’ opleidingen doorlopen studenten een gezamenlijk eerste jaar. Hierdoor hebben ze een betere kijk op het totale werkveld rond auto’s en kunnen ze hun keuzes voor de uiteindelijke opleiding beter funderen. En het bedrijfsleven kan afgestudeerde jongeren breed inzetten.
Dit is slechts een greep uit alles wat CIVOM tot nu toe heeft bereikt. Met alle activiteiten heeft CIVOM er samen met de bedrijven en de scholen voor gezorgd dat de ‘gap’ tussen onderwijs en het bedrijfsleven in de mobiliteitssector is verkleind. Met nieuwe en vernieuwde opleidingen en up-to-date docenten sluiten de scholen beter aan op de behoefte in het bedrijfsleven. Bedrijven beschikken zo over beter inzetbaar personeel en houden de kennis van bestaand personeel op peil. En leerlingen kunnen na hun opleiding beter aan de slag. Het model van CIVOM dient bovendien als inspiratie voor Zadkine en Albeda om ook andere opleidingen vorm te geven. Hiermee is het centrum een experimenteerruimte voor beroepsonderwijs van de toekomst.
De leerpunten
Helaas is er niet vanuit alle programmaraden evenveel tot stand gekomen. Zo werd de programmaraad Tweewielers al snel op non-actief gesteld, vanwege te weinig animo vanuit de bedrijven in deze sector. De bedrijven zijn veelal eenmanszaken, waar te weinig tijd en capaciteit is voor activiteiten naast de dagelijkse business. Die is vaak al meer dan een dagtaak. En dit speelt in meer sectoren.
Capaciteit is dus een belangrijke factor. Maar, het belangrijkste is urgentie. Bedrijven moeten de noodzaak tot actie voelen. Wordt er urgentie gevoeld, dan is er actie. Anders niet. Voor sommige bedrijven is dat urgentie op de korte termijn. Bijvoorbeeld omdat ze geen gekwalificeerd personeel kunnen vinden of er noodzaak is voor efficiënte en effectieve bij- of omscholing van zittend personeel. En voor andere is (ook) de urgentie op langere termijn een drijfveer. Verwachte teruglopende instroom van studenten op een bepaald vakgebied levert immers een probleem in de toekomst op. En de ontwikkelingen in de mobiliteitsbranche gaan snel. Dit vraagt ook op langere termijn andere capaciteiten van personeel.
Een andere bepalende factor is of er al andere organisaties zijn die zich inzetten voor na-, bij-, of omscholing van medewerkers of belangenbehartiging van de (deel)branche. Zo zet de Truck Academy in de regio Rotterdam zich in voor het verbeteren van de kwaliteit van studenten bedrijfsautotechniek. Deze rol hoeft CIVOM dus niet meer op zich te nemen. Toegevoegde waarde van CIVOM ligt in dit geval wel in de schakelfunctie tussen bedrijven en onderwijs. Want met een directeur via Zadkine is CIVOM dé bruggenbouwer bij uitstek tussen bedrijfsleven en onderwijs. CIVOM kan als geen ander de behoefte van het bedrijfsleven helpen te formuleren en vertalen naar het onderwijs voor onderwijsinnovatie.
Ondanks dat CIVOM veel heeft bereikt, bleven de resultaten in geld achter. CIVOM heeft veel geïnvesteerd in lesmateriaal, zodat leerlingen beschikken over de laatste machines om op te oefenen en van te leren. Maar deze investeringen verdienen zich niet terug. Inkomsten via betaalde opleidingen en cursussen voor bedrijven waren er wel, maar minder dan gepland. CIVOM heeft daarom besloten de verdienmodellen los te laten en te kijken naar wat het wel oplevert. Verdienstemodellen dus. En de in het begin bediscussieerde vorm? Die is in het proces losgelaten en eind 2015 officieel veranderd. CIVOM wordt nu een samenwerkingsverband, zonder zelfstandige entiteit en verdienmodel. Het idee is de toegevoegde waarde dusdanig te blijven bewijzen, dat bedrijven bereid zijn hier een bijdrage voor te betalen.
CIVOM in de toekomst
Zowel de scholen als de bedrijven zien het belang van de activiteiten van CIVOM en CIVOM heeft haar vorm gevonden. In overleg met het Platform Bètatechniek heeft het centrum daarom besloten vervroegd de pilotfase te beëindigen. In 2016 werkt CIVOM ernaar toe om zichzelf in stand te kunnen houden. Hoe gaat CIVOM dit bereiken? Natuurlijk ligt er een plan. Maar, een plan kan en moet niet allesbepalend zijn, zo leert de CIVOM-geschiedenis. Het is een kwestie van inspelen op de dynamiek, testen en bijsturen.
Wat zeker is, is dat de programmaraden het kloppende hart van CIVOM blijven. De inzet en het commitment van bedrijven blijft onontbeerlijk. De programmaraad Tweewielers wordt nieuw leven in geblazen. Met de inzet van de overheid om fietsen te stimuleren, is er ook in deze sector urgentie. De programmaraden zijn en blijven de 'ogen en oren' van CIVOM en houden actief contact met de sector. Elke raad geeft inhoudelijk advies aan de verschillende opleidingen in het betreffende werkveld. En elke raad heeft eigen doelstellingen geformuleerd en een eigen projectplan opgesteld om de sectorspecifieke problemen te lijf te gaan.
De rol van CIVOM zal nadrukkelijker worden. CIVOM zet in op een kleine en flexibele personele bezetting met een directeur voor de dagelijkse aansturing en een coördinator die fungeert als kartrekker voor de programmaraden. De coördinator initieert activiteiten uit de per programmaraad geformuleerde actieplannen en begeleidt en monitort deze. Dit neemt een deel van de belasting en drempels voor bedrijven weg. Met een 'dedicated' kartrekker zorgt CIVOM ervoor dat zaken beter en sneller gerealiseerd worden en er ‘quick wins’ kunnen worden behaald. Belangrijk om bedrijven aan boord te houden. En het Platform Bètatechniek? Die blijft CIVOM en de andere centra faciliteren. Bijvoorbeeld via jaarlijkse bijeenkomsten voor kennisuitwisseling.
Als pionier heeft CIVOM de vraag van bedrijven en het aanbod van scholen nader bij elkaar gebracht. Met kennis van beide werelden overbrugt CIVOM de kloof tussen beide culturen en zorgt CIVOM voor vernieuwing van onderwijs. En CIVOM blijft dit dus ook in de toekomt doen. Want met alle ontwikkelingen, zoals alternatieve brandstoffen, elektrisch vervoer en de circulaire economie, maar ook vergrijzing en een latere pensioenleeftijd, blijft de afstemming, samenwerking en vernieuwing van onderwijs van groot belang. De wereld verandert, dus de bedrijven én het onderwijs ook. In de regio Rijnmond én daarbuiten.
Het oorspronkelijke plan - het aanbieden van mobiliteitsopleidingen vanuit één organisatie CIVOM - is aangepast. Inmiddels is door CIVOM de samenwerking tussen Zadkine en Albeda zo geïntensiveerd, dat deze onderwijsinstellingen binnenkort mobiliteitsonderwijs zullen aanbieden vanuit één Techniek College Rotterdam... Gestroomlijnd en innovatief.
Link: CIVOM homepage