Noodzaak is altijd een goeie motor: SEECE focust op impact

18-06-2020

#Innovatie beroepspraktijk #Energie #Centres of expertise #Artikel #Circulair

Nederland kent een aantal enorme uitdagingen, één daarvan is de energietransitie waarbij onder andere ruim zeven miljoen woningen aardgasvrij gemaakt moeten worden. SEECE, een publiek-private samenwerking tussen het energie-gerelateerde bedrijfsleven en het hoger beroepsonderwijs, is betrokken bij een aantal projecten in de Meerjarige Missiegedreven Innovatieprogramma’s (MMIP), een subsidieregeling die gekoppeld is aan het Klimaatakkoord. Grote projecten vol met belangen waarmee flink wat geld gemoeid gaat. Maar Tinus Hammink, programmamanager van het Sustainable Electrical Centre of Expertise (SEECE)  heeft een heldere focus: “Samenwerken kost tijd. Elkaar leren kennen, een netwerk opbouwen en elkaars belangen behartigen is intensief en dat kost echt heel veel tijd. Daar hebben wij flink in geïnvesteerd en op een gegeven moment betaalt zich dat uit.”

De keypartners van het centre of expertise zijn DNV GL, Alliander, TenneT, ELAAD, KEMA laboratories, Industriepark Kleefse Waard (IPKW) en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Samen werken ze aan energie-gerelateerde projecten.

Maar toch: 21 miljoen euro heeft de overheid uitgetrokken. En SEECE is gevraagd om te participeren? Hoe rol je in zo’n positie?
“Gevraagd worden is geen privilege maar een logisch gevolg van alle inspanningen. Bij alles wat we aanpakken stellen we onszelf de vraag: draagt het bij aan betrouwbare, betaalbare en duurzame energie? Dat is een hele scherpe focus. Met een scherpe focus hoef je een hele hoop dingen niet te doen. Acquisitie is voor ons bijvoorbeeld veel minder belangrijk. En dan rol je er niet in, maar omdat je je doelstellingen helder hebt kun je al je activiteiten daarop afstellen.

We hebben inmiddels twintig onderzoekers op het thema duurzame energievoorziening, een door TenneT gesponsord lectoraat en we onderhouden hele nauwe banden met onze partners op dit thema. Dan is het geen truc om een subsidie binnen te halen, dan willen ze je er graag bij hebben. MMIP-regelingen vragen ook helemaal niet om nieuwe, grensverleggende wetenschappelijke onderzoeken maar richten zich op het implementeren van missiegedreven innovatieopdrachten, bijvoorbeeld ‘we gaan voor 2030 van het aardgas af’. Vanuit die missie worden de opdrachten geformuleerd.”

Speerpunten
“Één van de voorwaarden in de regeling is dat je het onderwijs erbij moet betrekken. Wij combineren de MMIP-inhoudelijke onderzoeksbijdrage daarom altijd met het Human capital vraagstuk. Deelname van de HAN verzekert de markt van uitstroom van een aantal gespecialiseerde studenten die hun innovatieve kennis direct bij bedrijven kunnen toepassen. Voor de nieuwe technologieën zoals waterstof en elektrisch rijden is dat heel waardevol. Want innoveren lukt alleen met de juiste mensen. De goeie relatie die we al zes jaar hebben met de topsector energie speelt natuurlijk ook een rol van betekenis. De topsector onderbouwt de eisen van de MMIP-aanvraag, dat maakt het krachtig. En ons derde speerpunt is dat wij ons landelijk verbinden. We zijn bijvoorbeeld onderdeel van het lectorenplatform ‘EnergieVoorziening in Evenwicht (LEVE) met een focus precies op dit thema: betrouwbare en betaalbare energievoorziening in 2030."

Geluk en ondernemerschap
“Bij de HAN hebben we sterk geïnvesteerd in de volume van onderzoek: we hebben twintig onderzoekers op ‘Duurzame energie’ en een vergelijkbaar aantal op ‘Duurzame mobiliteit’. Dan kun je natuurlijk wel een deuk in een pakje boter slaan. Wij focussen op impact. Muziek in de oren van bedrijfspartners want verhalen, daar kopen ze niks voor. We zijn redelijk ondernemend.

En laten we eerlijk zijn: we hebben ook wel de wind mee gehad. Het Parijsakkoord, die maatschappelijke ontwikkeling speelt ons echt in de kaart. Dat we de financiële middelen die we van de overheid ontvingen zo ingezet hebben dat we er nu klaar voor zijn is een kwestie van geluk én ondernemerschap. Want als het muntje de andere kant op was gevallen hadden we met een overschot aan onderzoekers gezeten. Wat hadden die dan nu moeten doen?”

Concurrentie
“Wij werken samen met partijen als TNO en DNV-GL, het is zeker niet zo dat wij dingen doen die anders een ingenieursbureau gedaan zou hebben. Bedrijven snappen dat. Als je met een hogeschool in zee gaat die, naast zijn eigen expertise en laboratoria ook nog eens studenten op bachelor en masterniveau meeneemt, geeft dat een impuls aan het project en aan kennisdisseminatie. Dat is typisch iets waar wij goed in zijn. Onderzoeksrapporten verdwijnen nogal eens onder in een la maar bij ons werkt dat gelijk door in stages, in afstuderen bij bedrijven. Ook bij het mkb.”

Dus de kracht ligt in de jarenlange ervaring van het netwerk?
“Ja! Want het is geen trucje. Het is het resultaat van een aantal jaren investeren in een netwerk opzetten en expertise opbouwen. En omdat die energietransitie zo dominant is, moet er van alles gebeuren waardoor je kunt oogsten wat je gezaaid hebt. Dat is het. Uiteindelijk gaat het er ook niet om dat het hbo zoveel mogelijk subsidiegeld “binnenharkt” om onderzoeksprojecten te laten draaien. Studenten opleiden is niet ons enige streven. We zijn vooral een maatschappelijke organisatie die aan maatschappelijke vraagstukken wil bijdragen. Wij kunnen verschil maken. Maar het is nog niet zo lang zo dat het hbo dat hardop durft te zeggen. Dat is echt een verandering.”

 

 

Lees ook